|
||||||||
|
Dit concert uit 1 oktober 1960, opgenomen in het Falkoner Centret in Kopenhagen, is een eerbetoon aan de legendarische jazzbassist Oscar Pettford die op 8 september 1960 onverwacht overleed aan een virus. Ondanks dat hij nog maar 38 jaar oud was, had hij al een enorme status bereikt, eerst als opvolger van Jimmy Blanton in Duke Ellington’s band en later als een van de gangmakers van de muzikale experimenten in Minton’s Playhouse die zouden resulteren in de bebop. Hij is ook de “ontdekker” van Cannonball Adderley en hij introduceerde de cello in de jazz. Zoals vele andere Afro-Amerikaanse jazzmusici verliet hij Amerika, in zijn geval zou je gezien zijn roots de term Choctaw-Cherokee-African-American moeten gebruiken. Met het oog op de discriminatie koos hij voor een vertrek naar Denemarken evenals in die tijd Don Byas, Stan Getz, Lucky Thompson en later gevolgd door Dexter Gordon, Ben Webster en Thad Jones. Deze jazz “vluchtelingen” werden op handen gedragen in Denemarken en daarom is het geen toeval dat daar het Memorial Concert werd georganiseerd. Op het album horen we vijf Deense jazzgroepen, het Erik Moseholm Trio, het Max Brüel Quartet, het Bengt Hallberg Trio, het Jazz Quintet ’60, het Louis Hjulmand Quartet en Stan Getz begeleid door het Bengt Hallberg Trio. Het resultaat is 75 minuten fijne jazz voor een enthousiast publiek, het is goed dat het werd opgenomen en nu door Steeplechase uitgebracht. Het trio van Erik Moseholm (contrabas) , Finn Savery (piano) en Peter Wissing (drums) begint het concert en wel met een van de beroemdste composities van Oscar Pettiford “Bohemia After Dark”. Moseholm is niet de eerste de beste, twee jaar eerder werd hij gekozen als beste Deense jazzmuzikant en een paar maanden voor dit concert werd hij verkozen als de beste Europese bassist tijdens het Antibes Jazzfestival. En inderdaad zijn basspel doet zeker denken aan dat van het fenomeen Pettiford. Hij blinkt vooral uit in de fraaie versie van de klassieker “Willow weep for me” (Ann Ronell), hun set eindigt met “Swingin’ till the girls come home” ook van Pettiford. Het Max Brüel Quartet met Max op baritonsax, Atli Bjorn op piano, Jorgen Gottlieb op contrabas en Jorn Elriff op drums spelen een compositie van Max “Blues for Oscar”, een perfecte blues ter nagedachtenis van Oscar (Pettiford). Het Bengt Hallberg Trio is de volgende met Hallberg op piano, Gunnar Johnson op contrabas en William Schiopffe op drums, ze beginnen met de Tin Pan Alley klassieker “Dinah” (Harry Akst), daarna komt vocaliste Alice Babs erbij, in 1963 bereikte zij grote bekendheid toen ze zangeres werd bij Duke Ellingon. Ze brengt het bekende “Blue Skies“ van Irving Berlin en “Blues by Alice” van haar zelf, vooral dit laatste nummer is behoorlijk indrukwekkend met haar zuivere hoge uithalen die haar later ook zo populair maakte bij Duke. Dan komt “The lady’s in love with you” waarin ze wordt bijgestaan door de bekende violist/vocalist Sven Asmussen, swingtime ! In de jaren ’50 vormde Babs en Sven een populair duo de Swe-Danes , ik herinner me die nog wel, humor en swing gaan hier hand in hand. Het “Jazz Quintet ‘60” brengt twee composities van Pettford “Why not? That’s what” en het bekende “Blues in the closet”, beide prima versies evenals “Now see how you are” van Pettiford door het Louis Hjulmand Quartet. Ik ga daar verder niet teveel over uitweiden ten faveure van de laatste act, het Stan Getz Quartet met Stan Getz op tenorsax en het eerder genoemde Bengt Hallberg Trio. We horen vier klassiekers “Nobody’s sweetheart “, “Spring can really hang up the most”, “Get Happy” en “Without a song”. Getz woonde in Denemarken tussen 1958 en 1961 en hij besloot het concert af te sluiten met bekende klassiekers die het publiek wel zou kennen, zijn typerende en gevoelvolle geluid vooral in “Spring can really hang up the most” en het prima trio zorgen voor een fraaie afsluiting van wat een uitermate enerverende avond moet zijn geweest waar ik graag bij zijn geweest maar ik luisterde toen nog naar Louis Prima en de Everly Brothers. Jan van Leersum
|